Het leven van

De Heilige Martinus van Tours

“Noli recusare laborem”

De soldaat

Geboren in een heidense familie rond 316 in Savaria (Szombathely), in de Romeinse provincie Pannonië (het huidige West-Hongarije). Martinus’ vader was een tribuun van het Romeinse leger en hoofdofficier van een legioen van zesduizend man. Sinds zijn tiende, toen hij voor het eerst in contact kwam met de Kerk, koesterde Martinus de wens om christen te worden.

Het verhaal van de mantel

Op vijftienjarige leeftijd werd Martinus door zijn vader gedwongen om in het leger te dienen. Tijdens zijn dienst in het cavaleriegarnizoen in Amiens, Frankrijk, ontmoette hij Christus. Dat zou zijn leven voorgoed veranderen. In de winter van 338-339 ontmoette de jonge ruiter een arme man die hem om een ​​aalmoes vroeg. Martinus had geen geld bij zich; hij trok zijn zwaard, sneed zijn mantel in tweeën en gaf de helft aan de arme man.

De verschijning van Christus

De volgende nacht verscheen Christus aan Martinus, gekleed met die helft van de mantel die hij aan de arme man had gegeven. De Heer sprak tot hem: “Martinus heeft Mij gekleed.” Hoewel Martinus de Schriften nog niet kende, maakte hij de werkelijkheid daarvan mee, daar Christus in het Evangelie zegt: “Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan” (Mt 25,40).

Martinus legt zijn wapens neer

Op de Paaswake van 339, op 22-jarige leeftijd, werd Martinus gedoopt. Twee jaar later, de dag voor de slag tegen de Germaanse barbaren te Worms, werd hem gevraagd offers te brengen aan de keizerlijke cultus. Martinus weigert zowel te offeren als te vechten. Ongewapend stond hij tegenover de vijanden. Wonder: op die dag vroegen de Germanen om vrede. Kort daarna verliet Martinus het leger.


De apostel voor zijn moeder

Martinus vestigde zich bij de heilige bisschop Hilarius van Poitiers. Op een dag ontving hij in een droom de opdracht om terug te keren naar zijn ouders en hen het geloof mede te delen. Met toestemming van bisschop Hilarius vertrok Martinus. Eenmaal thuis aangekomen, legde hij het geloof aan zijn ouders voor. Tot zijn overgrote vreugde vroeg zijn moeder om het doopsel. Zijn vader echter bleef vasthouden aan het heidendom.

De pionier-monnik

Onder begeleiding van de heilige Hilarius begon Martinus op 45-jarige leeftijd een religieus leven te leiden, afgezonderd van de wereld, in Ligugé, Frankrijk, vlakbij Poitiers. Zijn leven van gebed, ascese en arbeid had als doel een zuiverheid van hart en leven te bereiken, waardoor hij verenigd met Christus zou leven. Zijn voorbeeld, faam en wijsheid zouden geleidelijk aan volgelingen aantrekken die zich bij hem zouden aansluiten. Ligugé groeide uit tot het eerste klooster van Europa.

De gewenste bisschop

Mensen uit Tours kwamen naar Ligugé op zoek naar Martinus; ze hadden van hem gehoord en wensten hem als hun bisschop te hebben. Martinus weigerde het. Ze grepen ze hem echter vast en brachten hem naar Tours. Uiteindelijk stemde hij toe en werd op 4 juli 371 tot bisschop gewijd. Desondanks bleef hij een monnik en richtte hij een tweede klooster op, Marmoutiers, in de buurt van Tours. Daar trok hij zich regelmatig terug om van de eenzaamheid en het stille gebed te genieten.

De wonderdoener Godsman

Onnoemelijk veel wonderen worden toegeschreven aan de heilige Martinus, vaak na zijn gebeden, vasten en smeekbeden tot God "in de Naam van Christus". Een voorbeeld hiervan is toen hij een Romeinse slaaf die zelfmoord had gepleegd door zichzelf op te hangen, weer tot leven wekte.


De geduchte spirituele strijder

Martinus heeft meermalen te maken gehad met de duivel. Soms verscheen de vijand vermomd als een engel van het licht, soms in zijn ware gedaante. Vaak heeft Martinus de duivel succesvol uitgedreven van heidense tempels, altaren en monumenten, die nog steeds talrijk aanwezig waren op het platteland. Hij aarzelde niet om de confrontatie met de duivel aan te gaan.

De barmhartige

Als bisschop beoefende Martinus dezelfde naastenliefde die aan het begin stond van zijn bekering tot het katholiek geloof. Zijn barmhartigheid bestond niet uit mooie speeches, maar uit concrete daden: het was de vrucht van de ontmoeting met Christus. Op een dag liep een arme man de sacristie van zijn kathedraal binnen terwijl Martinus zich aankleedde voor de mis. Martinus trok zijn tuniek uit en bood hem die aan, tot ergernis van zijn entourage. Tijdens de mis verscheen er boven het altaar iets dat op een vuurbol leek: een teken van Gods Heilige Geest, de geest van liefde.


De vredestichter

Vervuld van Gods Geest trad Martinus op als vredestichter, op verzoek van burgers en priesters, om conflicten op te lossen en mensen tot verzoening te brengen. Een degelijke gave van God, "want God is geen God van wanorde, maar van vrede" (1 Kor 14,33), en "Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden" (Mt 5,9).

De onvermoeibare

26 jaar lang is Martinus bisschop geweest. Op het einde, hoewel ziek, reisde hij naar Candes (60 km ten westen van Tours) om een ruzie tussen geestelijken te kalmeren. Nadat hij de partijen tot verzoening had gebracht, stierf hij uitgeput op 8 november 397. Zijn laatste woorden waren een gebed gericht tot God: “Heer, als ik hier nog steeds nuttig ben voor Uw volk, weiger ik het werk niet. Anders, Uw wil geschiede.”


De pelgrims en de laatste tocht

Toen Martinus stierf, kwamen mensenmassa's van overal om de Godsman een laatste keer te zien. Er ontstonden al snel discussies over waar de heilige bisschop begraven moest worden. 's Nachts brachten de inwoners van Tours het lichaam van Martinus door een raam van de kerk naar buiten en vervoerden het per boot weg. Op 11 november werd het lichaam van Martinus triomfantelijk teruggebracht naar Tours.


Een onmiddellijke heiligverklaring

Al snel werd het graf van Martinus — tegenwoordig beschut door de Sint-Maartensbasiliek te Tours — een van de grote bedevaartsoorden in Frankrijk; zijn faam strekt zich uit tot heel Europa. Alleen al in Frankrijk dragen vijfhonderd dorpen en gehuchten en drieduizendzevenhonderd parochies zijn naam.

“Heilige Martinus, gelijk aan de apostelen,

Bescherm degenen die u vereren;

U wilde noch leven noch sterven

Tenzij voor de uwen: zie op ons neer.”


Gebed geschreven door H. Odo (879-942), abt van Cluny